QUINAPRILLaatste bijwerking : 2022.08.01 |
|||||||||
Synoniem: | |||||||||
Toedieningsweg: | oraal | ||||||||
Klasse(n): | |||||||||
Preconceptie | 0-3 | 4-6 | 7-9 | Perinataal | Borstvoeding | |
---|---|---|---|---|---|---|
(ja) III | check II | neen II | neen II | neen II | (ja) II | |
geen info | geen info | geen info |
Er zijn te weinig gegevens bekend om veilig gebruik te waarborgen. Besluitvorming is gebaseerd op het klasse-effect.
Geen specifieke informatie beschikbaar.
Het epidemiologische bewijs voor het risico van teratogeniciteit na blootstelling aan ACE-remmers tijdens het eerste trimester van de zwangerschap was niet doorslaggevend. Een kleine toename van het teratogeen risico kan echter niet worden uitgesloten. Wanneer een zwangerschap wordt vastgesteld tijdens een therapie met fosinopril, moet overgeschakeld worden naar een ander antihypertensivum [SKP Accupril 05 2022][Briggs][LECRAT 07 2022].
Dierexperimenteel:In studies naar reproductietoxiciteit (ratten, konijnen) met meer dan 180x de maximale aanbevolen humane doses werd geen enkel teken van teratogeniciteit vastgesteld [Briggs].
Tweede trimester:Het is bekend dat blootstelling aan ACE-remmers gedurende het tweede en derde trimester foetale toxiciteit (verslechterde nierfunctie, oligohydramnie, achterstand in schedelverharding) en neonatale toxiciteit (nierfalen, hypotensie, hyperkaliëmie) kan induceren (zie “Klasse-tekst”).
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Zie tweede trimester.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Perinataal (steeds rekening houden met de gegevens bij de actuele trimester) :Pasgeborenen van wie de moeder een ACE-remmer heeft gebruikt dienen nauwkeurig gecontroleerd te worden op hypotensie (zie “Klasse-tekst”).
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Opvolging :Geen specifieke informatie beschikbaar.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
L2
Beperkte farmacokinetische gegevens hebben zeer lage concentraties in de moedermelk aangetoond. Na één orale dosis van 20 mg quinapril aan zes vrouwen die borstvoeding gaven, was de M/P (melk-plasmaverhouding) voor quinapril 0,12. Quinapril kon vier uur na toediening van de dosis niet in de melk worden aangetoond. Op alle tijdstippen kon het niveau quinapril in melk niet worden aangetoond (<5 mcg/l). Een zuigeling die borstvoeding krijgt, krijgt naar schatting ongeveer 1,6% van de volgens het gewicht van de moeder aangepaste dosis quinapril binnen . Symptomen zoals lethargie, bleekheid en gebrek aan eetlust moeten opgevolgd worden [SKP Accupril 05 2022][Briggs][Hale][LECRAT 07 2022].
Hoewel deze concentraties klinisch irrelevant lijken, wordt het gebruik van quinapril tijdens de periode van borstvoeding niet aanbevolen voor premature zuigelingen en tijdens de eerste weken na de bevalling, vanwege het hypothetische risico op cardiovasculaire en renale effecten en omdat er onvoldoende klinische ervaring is [SKP Accupril 05 2022].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Preconceptie | Zwangerschap | Borstvoeding | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
(ja) III | (ja) III | |||||
geen info | geen info | ← Condoom gebruiken / Onthouding |
Tot nog toe werd geen invloed op de vruchtbaarheid gemeld.
Impotentie wordt soms gemeld (= bij > 1/1000 patiënten) [SKP Accupril 05 2022]. Tot nog toe werd geen rechtstreekse invloed op de vruchtbaarheid gemeld [NVDR].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Geen specifieke informatie beschikbaar over de overgang via het sperma.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
[Lareb] : Bijwerkingencentrum Lareb https://www.lareb.nl
[Lecrat] : CRAT - Centre de référence sur les agents tératogènes chez la femme enceinte (lecrat.fr) https://www.lecrat.fr
Fu J, Tomlinson G, Feig DS. Increased risk of major congenital malformations in early pregnancy use of angiotensin‐converting‐enzyme inhibitors and angiotensin‐receptor‐blockers: a meta‐analysis. Diabetes Metab Res Rev. 2021; 37: e3453 https://doi.org/10.1002/dmrr
Toprak B, Govorov K, Kurz K, et al. Outcome of pregnancy in a contemporary cohort of adults with congenital heart disease—a 10-year, single-center experience. Cardiovasc Diagn Ther 2021; 11(6): 1344-1355Angiotensine Conversie enzym Inhibitoren (ACE-inhibitoren) / Angiotensine II Receptor Antagonisten (Sartanen)
Er is geen duidelijk epidemiologisch bewijs voor teratogeniciteit na blootstelling aan ACE-remmers/Sartanen (en naar analogie ook aan de directe renine-inhibitoren) gedurende het eerste trimester van de zwangerschap. Een klein verhoogd risico kan echter niet uitgesloten worden.
Daarom worden ACE-remmers en angiotensine antagonisten bij voorkeur niet in het eerste trimester en zeker niet in het tweede en derde trimester van de zwangerschap gebruikt. Het is aangewezen om bij kinderwens liefst al voor de zwangerschap over te schakelen op een ander antihypertensivum dat niet behoort tot de klasse van angiotensine converting enzyme inhibitoren (ACE-remmers) of angiotensine II receptor blokkers (ARB’s). Indien een zwangerschap wordt vastgesteld tijdens een behandeling, wordt best zo snel mogelijk overgeschakeld, maar is er geen reden om de zwangerschap te onderbreken [LAREB 07 2022][LECRAT 07 2022].
Afraden tijdens het eerste trimester steunt op wisselende resultaten in literatuuronderzoek. Wanneer uitkomsten na blootstelling aan ACE-inhibitoren in utero bij hypertensieve patiënten vergeleken worden met normotensieve niet blootgestelde patiënten wordt al dan niet een verhoogd risico op afwijkingen gezien, afhankelijk van de studie. Het risico daalt wanneer hypertensieve patiënten met elkaar worden vergeleken (ACE-inhibitoren versus andere hypertensiva). Afhankelijk van de bron verschillen de aantallen gerapporteerde behandelingen met ACE-inhibitoren tijdens het eerste trimester: Briggs heeft het over enkele honderden patiënten, LAREB vermeldt meer dan 5000 zwangerschappen, in diverse studies [Briggs][LAREB 07 2022].
De aantallen moeten gerelativeerd worden, omdat de pathologie sterk kan verschillen van patiënt tot patiënt. De situatie wordt bijzonder complex wanneer het gaat over congenitale hartziekten [Toprak et al. 2021].
In een meta-analyse werden 6234 zwangerschappen waarin ACE-inhibitoren (ACE-I) of Angiotensine receptor blokkers (ARB) werden gebruikt vergeleken met 4104 zwangerschappen waarin andere antihypertensiva werden gebruikt en 1,872,733 zwangerschappen zonder blootstelling aan antihypertensiva. Blootstelling gebeurde tijdens het eerste trimester. Bij patiënten met ACE‐I of ARB was het risico op een baby met majeure afwijkingen 82% groter dan bij niet behandelde patiënten:OR = 1.82 (95% confidence interval [CI]: 1.42–2.34). Cardiovasculaire afwijkingen kwamen 2,5x meer voor: OR 2.50 (95% CI: 1.62–3.87) en doodgeboorte 1,75x meer: OR 1.75 (95% CI: 1.21–2.53). Maar wanneer de groep met ACE-I en ARB werd vergeleken met deze behandeld met andere antihypertensiva was er geen significante verhoging van het risico: OR 0.96 (95% CI: 0.69–1.33) [Fu et al. 2021].
Contra-indicatie tijdens tweede en derde trimester steunt op het farmacologisch werkingsmechanisme van beide groepen geneesmiddelen. Angiotensine tegenwerken verhoogt de kans op een lage perfusiedruk in de nieren. Verminderde nierfunctie verhoogt de kans op overlijden van de foetus tijdens de zwangerschap of onmiddellijk na de geboorte [LAREB 7 2022].
Geen specifieke informatie beschikbaar.