SOTALOL HCLLaatste bijwerking : 2017.10.21 |
|||||||||
Synoniem: | |||||||||
Toedieningsweg: | oraal, parenteraal | ||||||||
Klasse(n): | |||||||||
Preconceptie | 0-3 | 4-6 | 7-9 | Perinataal | Borstvoeding | |
---|---|---|---|---|---|---|
(ja) III | check II | check II | check II | check II | check II | |
geen info | geen info | geen info |
De codes zijn geïnspireerd door gebrek aan humane gegevens en mogelijk klasse-effect.
Geen specifieke informatie beschikbaar.
Sotalol gaat door de placenta-barrière [Briggs]. Gegevens over het gebruik van sotalol gedurende het eerste trimester zijn zeer beperkt [Briggs].
Dierexperimenteel:Sotalol was niet teratogeen in ratten konijnen resp. met dosissen 9 en 7 x de Maximale Aanbevolen Humane Dosis (MAHD). Bij konijnen leidde een dosis van 16x de MAHD (maar niet met 8x) tot een licht verhoogd aantal gevallen van foetaal overlijden, waarschijnlijk ten gevolge van maternale toxiciteit [Briggs].
Tweede trimester:Groeivertraging met bètablokkers was meer uitgesproken wanneer de behandeling vroeg in het tweede trimester werd opgestart (zie "Klasse-tekst").
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Over het algemeen verminderen bèta-adrenoreceptorblokkers de placentaire doorbloeding, wat in verband gebracht werd met groeiachterstand, intra-uteriene dood, abortus of vroege bevalling (zie "Klasse-tekst"). Bijwerkingen (bv. hypoglykemie en bradycardie) kunnen optreden in de pasgeborene. Een observatieperiode van minimum 24 tot 48 uur is aangewezen voor de baby [Briggs].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Perinataal (steeds rekening houden met de gegevens bij de actuele trimester) :Geen specifieke informatie beschikbaar.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Opvolging :Er is een verhoogd risico op cardiale en pulmonaire verwikkelingen bij de neonatus in de postnatale periode (zie “Klasse-tekst”).
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
L4
Sotalol gaat over in de moedermelk en bereikt er concentraties die 3 tot 5x hoger liggen dan deze in het plasma [Briggs]. Alhoewel symptomen van betablokkade (bradycardie, hypotensie…) niet werden gerapporteerd na borstvoeding met sotalol, traden zulke symptomen wel op met andere bêta-adrenerge blokkers (acebutolol, atenolol en nadolol) [Briggs]. Er bestaat een risico op bèta-blokkade met bradycardie, tachypnea en hypotensie (zie "Klasse-effect"). Een observatieperiode van minimum 24 tot 48 uur is aangewezen voor de baby [Briggs].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Preconceptie | Zwangerschap | Borstvoeding | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
(ja) III | (ja) III | |||||
geen info | geen info | ← Condoom gebruiken / Onthouding |
Geen specifieke informatie beschikbaar.
Geen specifieke informatie beschikbaar.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Geen specifieke informatie beschikbaar over de overgang via het sperma.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Groeivertraging en gewichtreductie werden met het gebruik van bètablokkers geassocieerd [Briggs]. Groeivertraging was meer uitgesproken wanneer de behandeling vroeg in het tweede trimester werd opgestart. Wanneer enkel in de 3de trimester behandeld, leed vooral het placentagewicht er onder [Briggs].
Bètablokkers die toegediend worden op het einde van de zwangerschap, kunnen aanleiding geven tot bradycardie, hypoglykemie en cardiale of pulmonale complicaties bij de foetus/pasgeborene. Daarom is het aanbevolen om de pasgeborene de 3 a 5 eerste levensdagen nauwgezet op te volgen (hartfrequentie – glykemie) in een gespecialiseerde eenheid.
Bètablokkers kunnen de placentaire doorbloeding verminderen, wat kan leiden tot intra-uterien foetaal overlijden, immature en premature bevallingen.
Met borstvoeding bestaat er een risico op bèta-blokkade met bradycardie, tachypnea en hypotensie.
Er is een verhoogd risico op cardiale en pulmonaire verwikkelingen bij de neonatus in de post-natale periode (propranolol).
Geen specifieke informatie beschikbaar.